Bouman in vuur en vlam

Net zoals ASF en Albatros, hoort Bouman bij Kralingseveer. De meubelfabriek is heel vaak door brand getroffen. De eerste was op de laatste dag van 1936, de grootste brand in Kralingseveer ooit. De Gooi-en Eemlander, Haagsche Courant, Nieuw Apeldoornse Courant, Bredase Courant, de Tribune, de Limburger Courier en De Telegraaf berichtten hierover. De laatste het meest uitgebreid.

Vanmorgen omstreeks kwart voor zes is de meubelfabriek van J.G.Bouman jr. aan de IJsselmondschelaan 118, onder Kralingscheveer, in vlammen opgegaan. Er resten van het vrij groote fabriekscomplex nog slechts geblakerde muren. De felle brand is ontstaan ten gevolge van kortsluiting. De heer Bouman is verzekerd tegen brand- en waterschade, maar niet tegen bedrijfsschade, zodat het personeel werkeloos wordt. Er waren juist verscheidene orders in uitvoering en de fabriek had volop werk voor de negentig man personeel, die nu zonder werk komen.

De meubelfabriek ligt langs de IJsselmondselaan; tegenover staan arbeiderswoningen, aan de achterzijde ligt polderland. In de loop der jaren heeft de fabriek zich steeds meer uitgebreid en nog dit jaar heeft men toonzalen gebouwd naast de hoofdvleugel van de fabriek zoodat de villa, waar de heer Bouman woont, juist door den hoek, dien deze beide gebouwen maken, wordt ingesloten. De fabriek had één verdieping, evenals de toonkamers. Langs de IJsselmondschelaan lag het hoofdgebouw en daarin waren gevestigd het kantoor, een groote opslagplaats, de zagerij en in een uitbouwde houtopslagplaats. Op de eerste verdieping lag de stoffeerderij en de meubelmakerij. Het gelijkvloers gelegen gedeelte van toonkamers was in gebruik als opslagplaats voor triplexplaats en beits. Van deze gebouwen zijn slechts de kaalgebrande muren blijven staan, behalve de houtloods, die gespaard is gebleven. Tegen zes uur vanmorgen werd de heer Bouman telefonisch gewaarschuwd, dat er brand was in zijn woning.  Toen men in de woning licht wilde maken bleek dat onmogelijk te zijn. Naar mevrouw Bouman ons vertelde was ook de lichtleiding in de fabriek in het ongereede geraakt.

Terwijl mevrouw Bouman de politie alarmeerde, ging haar man de fabriek in om te zien, waar het vuur woedde. Een fabrieksbaas, die ook gealarmeerd was, voegde zich bij zijn patroon en in de zagerij, die midden in het hoofdgebouw gelegen is, ontdekte men een reeds fellen brand, die in de onmiddellijke nabijheid van het schakelbord woedde. Met een brandbluschapparaat heeft men nog getracht het vuur te blusschen, maar daar was al geen denken aan.

De vlammen grepen om zich heen en al vrij spoedig stonden de op de eerste verdieping gelegen meubelmakerij en de stoffeerderij in lichtelaaie. De brandweer liet vrij lang op zich wachten, want behalve de brandspuit, die aan de Schaardijk staat, moest het materieel uit Rotterdam komen. Bovendien ondervond men toen de brandweer eenmaal aanwezig was, grote moeilijkheden bij het water geven. Er ligt bij de fabriek slechts één leiding van de waterleiding en daarop was de druk nog verre van voldoende. De weteringen bij het brandende complex waren zoo vol modder, dat het watergeven in geen geval vlot ging. Het vuur vrat intussen door aan de houtvoorraden en weldra stond de fabriek als een laaiende vuurzee in de polder. Ver in de omtrek kon men de hoge vlammen waarnemen en de onmiddellijke omgeving lag in een rossen gloed.

Geweldige vonkenregens dreven over de arbeidershuisjes aan de overzijde, maar er stond weinig of geen gevaar naar die zijde. In de fabriek raasden de vlammen voort.  En na weinige minuten stonden ook de toonkamers, die nog niet geheel voltooid waren, in brand. De brandweer had groot alarm laten maken en vier motorspuiten kwamen om de strijd met het vuur aan te binden. De gebrekkige omstandigheden speelden ook dit materieel lelijk parten. Een motorspuit geraakte door de modder uit een van de ondiepe weteringen in het ongereede en de andere konden niet op de waterleiding worden aangesloten, omdat zij anders al het water zouden ontnemen.

Tenslotte heeft men dieper water gevonden, waarvan de motorspuiten konden pompen. Aan het redden van de fabriek viel niet te denken. Met donderend geweld vielen er stukken zoldering en muren in. De vlammen kolkten wild door de gebouwen en juist in de hoek, waar de villa staat, was het een wilde vuurzee. De brandweer die met dertien stralen onder leiding van hoofdman van Sillevoldt het woedende vuur bestreed, concentreerde haar aanvalsplan op de villa en al zag het er aanvankelijk naar uit, dat ook het woonhuis met de grond gelijk gemaakt zou worden, men heeft dit weten te behouden.

Er bestond voor deze fellen brand, die tot ver in de omtrek een fantastisch schouwspel opleverde, in de vroege morgenuren grote belangstelling.  De politie heeft het publiek op veilige afstand gehouden. Onder hen, die op het terrein van de brand de strijd tegen het vuur gade sloegen, bevonden zich de hoofdcommissaris van Politie, mr. Einthoven en de directeur van de Gem. Technische Dienst, dr.Witteveen.

Zo’n drie jaar later, op 12 september 1939, was het weer raak, maar dankzij snel ingrijpen van het fabriekspersoneel bleef het tot de lakkerij beperkt. Ook in 1957, 1962 en 1964 was er brand bij Bouman.

Dit artikel verscheen eerder – in verkorte vorm – in de wijkkrant. Het is geschreven door Jan Bax, geboren en getogen in Kralingseveer. Sinds 1978 woont Jan in Krimpen aan de Lek. De foto’s zijn beschikbaar gesteld door Annie Uittenbogaart-Groeneveld. Jan beheert de pagina ‘geschiedenis’ van deze website.